De fles met de gouden hals

De fles met de gouden hals.


 Na mijn dienst van zeven avonden staat een weekend van vier dagen voor de deur (niet alleen het weekend zoals bleek). Niets gepland dus lekker lanterfanteren. De deurbel gaat, irritant penetrerend. Half slapend uit bed, blootsvoets in mijn versleten nachthemd naar de deur. Er staat een raar mannetje aan de deur met een tas in de hand.

‘Ik wil u dit aanbieden mijnheer, voor slechts een vrijwillige bijdrage.’

Een heel betoog volgt over honger in de wereld, arme kindertjes en een en al onrechtvaardigheid in de wereld. Het gaat me allemaal voorbij, ik neem de tas aan en sprokkel een bijdrage bij elkaar en zeg houdoe. Ik kan nooit weigeren, colporteurs hebben vaak succes bij mij, ben zelfs ooit lid geworden van de SP en uit loyaliteit tot op vandaag gebleven.

In de tas zit een lege fles verpakt, verdorie alweer beetgenomen, gedoneerd voor een fles lucht. Terug het bed in dus. Maar door een of andere reden kan ik de slaap niet meer vatten. Er is een onrust het huis binnengedrongen.


Er gaat een geruis

door het huis


Om de onrust te verwijderen begin ik maar met stofzuigen, stof verwijderen levert altijd weer nieuwe stof op om over na te denken. Maar in dit geval werkt het niet. Rondje lopen door het Julianapark dat hier tegenover ligt, langs de oude grafzerken, misschien helpt dat. Niet dus. Terug de kamer, de tas en de lege fles. Verhip de fles heeft een gouden hals, nou ja goudkleurig dan. Ik zou zweren dat dit niet eerder het geval was. De onrust is niet verdwenen, in tegenstelling zelfs, het is toegenomen. Het geruis is overgegaan in een gezoem, en jawel het komt uit die tas met de fles. Zie ik daar nu iets in die fles die tevoren leeg was? Of waren het wel ‘champignons’ die ik gisteren op had? Ik durf te wedden dat er een klein mensachtig wezentje in zit; ‘zoem zoem piep piep’ gaat het. Alsof het wilt zeggen; laat me vrij.

Nieuwsgierigheid is één van mijn valkuilen. Ik vraag me dan ook niet af, klopt dit wel, maar wil weten waarom zit dat figuurtje in een fles. Google moet nog uitgevonden worden, dus kurk eraf want door een glazen wand praten is zo onpersoonlijk.

Maar ja waar laat je zo’n creatuur, op de hand vind ik niet zo fijn, ik ben niet zo van dat fysieke contact, los op de grond? Tja en dan door een muis worden aangevallen? Ik neem het risico en ga zelf voor hem liggen om een beetje op gelijke ooghoogte te komen.

‘Wat doe jij in die fles?’

Alsof hij me kan verstaan en zo ja of hij me überhaupt begrijpt, en is het wel een hij of een het.

Tatatata hoor ik, is dat een antwoord? Wonderwel, ik kan het verstaan! Het mensdingetje vertelt dat hij (dus) zijn ziel had verkocht aan de duivel, maar ja wie niet dacht ik er achteraan. De bling bling, geld, vrouwen, snelle auto’s en wat dies meer zij. Hij had het mooi voor elkaar. Als passieve milieuactivist boeien me de auto’s en de bling bling niet, maar ik heb wel oren naar geld en vrouwen. Het menneke ging veder met zijn verhaal, ergens ging het mis, het was allemaal te mooi. Het was op een gegeven moment op, en toen…………..

Als geen ander weet ik dat een kater hard aan kan komen. Precies dat was bij het flessenmannetje ook gebeurd. Hij waarschuwt me: als de duivel bij jou aan de deur komt, trap er niet in, doe het niet. Nee dat is duidelijk, ik heb altijd een afkeer ven de duivel gehad als goed christen. ‘Ik kijk wel uit’, reageer ik. ‘Maar ik kan toch mijn graantje inpikken en dan tabee zeggen?’ Hij stak waarschuwend de vinger omhoog en sprak met stemverhoging dichtbij: ‘doe het niet!’ Wat stonk hij uit zijn mond. Zijn opgestoken vinger raakte mijn neus aan. Daarvan moest ik niezen en na het geproest, weg flessenmans. K.. waar is hij gebleven, wat heb ik gedaan. De rest van de dag kruip ik over de grond om hem te zoeken, maar nergens is hij te vinden. Moe van het zoeken gaat de deurbel, niet zo indringend als vanmorgen, maar toch …. De duivel? Zoals gezegd, nieuwsgierig als ik ben ga ik naar de deur en doe hem open….

De duivel is een vrouw, en een heel mooie bovendien, het is de buurvrouw van wie ik wel vaker droom. De duivel is onder ons, zij woont naast me!

‘Ik heb vanmorgen mijn tasje hier voor de deur laten staan met een fles erin, kan ik die terugkrijgen?’

De schrik slaat om mijn hart, de fles is open de inhoud weg en nu komt de duivel persoonlijk haar bezit terughalen. ‘Ik haal het tasje wel even’ sidder ik.

Snel doe ik de kurk op de fles waarvan de gouden hals doffer is dan vanmorgen (of beeld ik me het in), fles terug in de tas en afgeven dan maar. Ik geef de tas aan de duivel. Alsjeblieft. Ze kijkt me strak aan en het zweet breekt me uit. Wat is ze mooi, o zo mooi.

‘Dank je wel, we kunnen fles wijn leegmaken bij mij, dan maken we er een leuke avond van.’

De waarschuwing van de flessenman dissoneert in mijn hoofd en ik antwoord wat onverstaanbaar dat ik geen gebruik wil maken van haar diensten en doe snel de deur dicht. Het zweet druipt van me af en ik kijk haar na door het voordeurglas. Zie ik echt twee hoorntjes door haar mooie haardos? Ik heb haar daarna nooit meer gezien. Heb ik haar ooit wèl gezien?



© 2023 wim van der meer

Share by: